1. Bloed, bloedsomloop en trombose
Bloed
Een volwassen mens heeft ongeveer 5 à 6 liter bloed.
Dat bloed stroomt continu door het lichaam en vervoert zuurstof, koolstofdioxide, voedingsstoffen en afvalstoffen.
Zonder deze transportfunctie zouden cellen hun werk niet kunnen doen.

Waarom is bloed belangrijk?
Zuurstof en voedingsstoffen bereiken via het bloed de cellen, terwijl koolstofdioxide en afvalstoffen worden afgevoerd.
Het hart pompt het bloed rond via een netwerk van bloedvaten.
Het volledige bloedvolume stroomt per dag zo’n 7.000 keer door het hart.
Wanneer de bloedstroom afneemt, ontvangen cellen te weinig zuurstof. Organen werken dan minder goed en lichaamsprocessen raken verstoord.

Waaruit bestaat bloed? (1)
Bloed bestaat uit vier belangrijke delen:
- Bloedplasma: een lichtgele vloeistof die 55% van het bloed vormt.
Bevat water, plasma-eiwitten (zoals fibrinogeen) en opgeloste stoffen. Vervoert onder andere zuurstof (in geringe mate), koolstofdioxide, voedingsstoffen en afvalstoffen. - Rode bloedcellen: bevatten de kleurstof hemoglobine en vervoeren zuurstof.
Hebben geen celkern. In elke mm³ bloed komen er ongeveer 5 miljoen voor.

Waaruit bestaat bloed? (2)
- Witte bloedcellen: herkennen en bestrijden ziekteverwekkers zoals bacteriën.
Bewegen zich door de wand van haarvaten heen. In elke mm³ bloed zitten er ongeveer 5000. - Bloedplaatjes: delen van uiteengevallen cellen, zonder celkern.
Spelen een sleutelrol bij de bloedstolling. Ze geven stoffen af die de vorming van een stolsel mogelijk maken.

Hoe werkt stolling?
Bij een beschadiging van een bloedvat hechten bloedplaatjes zich direct aan de beschadigde vaatwand en vormen samen met fibrinedraden een stolsel.
Dat stolsel sluit de wond af, voorkomt bloedverlies en beschermt tegen binnendringende ziekteverwekkers.
Soms ontstaat er een stolsel zonder dat er een wond is. Als het bloed ongewenst stolt in een bloedvat, spreken we van trombose.

Het hart – de motor van je bloedsomloop
Het hart ligt links in de borstholte, achter het borstbeen.
Het is een holle, gespierde pomp, ongeveer zo groot als een vuist.
Bij elke hartslag trekt de hartspier samen en wordt bloed in de bloedvaten gestuwd.
Zo komt bloed overal in het lichaam, van de tenen tot de hersenen.
Zonder een goed werkend hart komt het transport van zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen in gevaar.

De bloedvaten
De bloedsomloop bestaat uit drie typen bloedvaten, elk met een eigen bouw en functie:
- Slagaders: vervoeren bloed van het hart naar de organen. Hun wanden zijn dik, stevig en elastisch om de hoge bloeddruk op te vangen.
- Haarvaten: zijn zeer dunne vaten waar stoffen zoals zuurstof en voedingsstoffen worden uitgewisseld met de cellen.
- Aders: voeren het bloed terug naar het hart. De bloeddruk is hier lager. De meeste aders bevatten kleppen om terugstroming te voorkomen.

De bouw van het hart
Het hart bestaat uit twee helften: een linker- en een rechterharthelft.
Elke helft bevat twee holtes: een boezem en een kamer.
- De boezems ontvangen het bloed uit de aders.
- De kamers pompen het bloed krachtig weg naar de slagaders.
De rechterhelft stuurt zuurstofarm bloed naar de longen.
De linkerhelft pompt zuurstofrijk bloed naar het lichaam.
De hartslag ontstaat door het ritmisch samentrekken van de hartspier.

Bloedvoorziening van het hart
Het hart heeft zuurstof en voedingsstoffen nodig om te kunnen samentrekken.
Via de kransslagaders ontvangt het hart deze stoffen. Deze slagaders vertakken zich direct vanaf de aorta en lopen over het oppervlak van het hart.
Na gebruik stroomt het zuurstofarme bloed via de kransaders terug naar het hart.
Als de aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen stopt, raken de hartspiercellen beschadigd. Dat kan ernstige gevolgen hebben voor het functioneren van het hart.

Zo ontstaat een hartinfarct
Bij slagaderverkalking hopen vetachtige stoffen (zoals cholesterol) zich op aan de binnenkant van een kransslagader. Hierdoor ontstaat een vernauwing.
Als een bloedvat volledig afsluit, bijvoorbeeld door een bloedstolsel (trombose), stopt de bloedtoevoer naar een deel van de hartspier.
Dat deel ontvangt geen zuurstof meer en kan afsterven. Dit heet een hartinfarct.
Een hartinfarct is levensbedreigend.
Wist je dat...
de kans op een hartinfarct toeneemt bij roken, overgewicht en te weinig lichaamsbeweging? Ook jonge mensen, soms al rond de 30 jaar, kunnen een hartinfarct krijgen.

Trombose: bloedstolling op de verkeerde plek
Bloedplaatjes zorgen ervoor dat bloed stolt als er een wond ontstaat.
Normaal gebeurt dit aan de wand van het bloedvat, als daar schade is ontstaan.
Maar soms ontstaat er een bloedstolsel zonder dat er een wond is.
Zo’n bloedprop kan het bloedvat afsluiten. Dat heet trombose.
Wist je dat…
elk uur 11 mensen in Nederland trombose krijgen?

Gevolgen van trombose
Trombose kan overal in het lichaam ontstaan waar bloed stroomt.
Een bloedprop kan ontstaan in:
- Een slagader (arteriële trombose): kan een hartinfarct of herseninfarct veroorzaken.
- Een ader (veneuze trombose): komt vaak voor in een been of longen.

Symptomen van verschillende soorten trombose:
- Hartinfarct: veroorzaakt pijn op de borst, benauwdheid en soms misselijkheid.
- Herseninfarct: kan leiden tot spieruitval, verlamming of spraakproblemen.
- Trombosebeen (diep veneuze trombose): geeft zwelling, roodheid en pijn in één been.
- Longembolie: veroorzaakt kortademigheid, pijn op de borst en soms benauwdheid.
Wist je dat…
in de meeste gevallen antistollingsmiddelen (bloedverdunners) worden voorgeschreven om te voorkomen dat het stolsel groter wordt of dat zich nieuwe stolsels vormen.
In ernstige gevallen kan een operatie nodig zijn om de bloedprop te verwijderen.

Risicofactoren voor trombose
De kans neemt toe bij één of meer van de volgende risicofactoren:
- Langdurig stilzitten (bijvoorbeeld tijdens vliegreizen of wanneer je een gipsbeen hebt).
- Operatie (na een ingreep kun je tijdelijk minder bewegen, wat het risico verhoogt. Daarom krijg je soms vooraf of achteraf antistollingsinjecties. Of dat nodig is, hangt af van het type operatie, de duur en je persoonlijke risicoprofiel).
- Anticonceptiepil (sommige pillen verhogen het risico meer dan andere).
Meer risicofactoren op de volgende slide.

Nog meer risicofactoren
- Erfelijke aanleg (zoals de stollingsafwijking Factor V Leiden).
- Roken of vapen (beschadigen je bloedvaten).
- Weinig bewegen, overgewicht en uitdroging (beïnvloeden de bloedstroom en kunnen stolsels bevorderen).
Wist je dat…
het risico op trombose groter wordt als meerdere risicofactoren tegelijk aanwezig zijn.
Bijvoorbeeld: iemand met erfelijke aanleg die de pil gebruikt en lang stilzit tijdens een reis heeft een aanzienlijk verhoogde kans op trombose.
Tip: Denk eens na aan welke van deze dingen je zelf iets kunt doen.

Erfelijke aanleg - Factor V Leiden
Factor V Leiden is de meest voorkomende erfelijke afwijking die de stolling beïnvloedt.
Door deze mutatie breekt het lichaam het stollingsproces minder goed af.
Bij mensen met Factor V Leiden ontstaat sneller trombose, vooral in de aders.
Ongeveer 1 op de 20 mensen in Nederland is drager.
Niet iedereen met Factor V Leiden krijgt trombose, maar het risico op trombose is verhoogd.

Hoe voorkom je trombose? (1)
Je kunt zelf veel doen om trombose te voorkomen, vooral als je weet dat je een verhoogd risico hebt.
- Beweeg regelmatig, zeker bij langdurig zitten of reizen.
- Drink voldoende water, ongeveer 1,5 tot 2 liter per dag.
- Eet gezond en gevarieerd.
Meer tips op de volgende slide.

Hoe voorkom je trombose? (2)
- Niet roken en vapen. Deze verhogen de kans op schade aan de bloedvaten en beïnvloeden de stolling.
- Na een operatie krijg je soms antistollingsinjecties om trombose te voorkomen. Dit hangt af van het type ingreep en je persoonlijke risicofactoren.
- Komt trombose in je familie voor? Bespreek dit met je huisarts. Bij erfelijke aanleg, zoals Factor V Leiden, is extra alertheid belangrijk.
Gebruik je de anticonceptiepil of wil je daarmee beginnen? Overleg met je arts welk middel het best past bij jouw risicoprofiel.
